Technicum T4
Gent, 2023
Projectgegevens
ONTWERPER
Jean Florent Cloquet (1885-1961) & Gustave Magnel (1889-1955)
PERIODE
1934-1943
​
STATUUT
vastgesteld bouwkundig erfgoed
OPDRACHT
bouwhistorisch onderzoek & waardenstelling
OPDRACHTGEVER
KARUUR architecten voor Universiteit Gent
Onderzoek
Aanleiding van de opdracht
Naar aanleiding van de geplande herbestemming van Technicum T4 en de Technicumtoren door Universiteit Gent werd een architectuurhistorisch onderzoek uitgevoerd naar de bouwgeschiedenis van de verschillende gebouwen op de site en meer specifiek naar de geschiedenis van Blok 4. De focus van de nota situeert zich op de periode 1935-1943, met name op de oprichting van het complex onder leiding van ingenieur-architect Jean Norbert Cloquet en ingenieur Gustave Magnel.
Historiek
De geschiedenis van het perceel waarop het Technicum werd opgericht gaat terug tot de 7de eeuw. Op de westelijke tuinmuur na zijn er evenwel geen zichtbare sporen meer aanwezig van het pre-industriële gebruik doordat de site in de 19de eeuw zo goed als volledig werd volgebouwd: door de herbestemming tot fabrieksterrein en door de afbraak en de grondwerken die voorafgingen aan de oprichting van het Technicum is een groot deel van de historische gelaagdheid van de site verloren gegaan. Wel werd een gebouw dat door de familie Feyerick werd opgetrokken in 1894 geïntegreerd in Blok 1 van het Technicum.
Al kort na de oprichting van de Gentse universiteit kampte de onderwijsinstelling met een plaatsgebrek: door de groeiende studentenpopulatie, nieuwe specialisaties en het toenemend belang van experimenteel onderzoek was de onderwijsinstelling voortdurend op zoek naar nieuwe oplossingen voor hun plaatsgebrek. Aan het einde van de 19de eeuw verhuisden de faculteit Wetenschappen en de Bijzondere Scholen naar het Instituut der Wetenschappen op de Blandijnberg. Een tweede grootschalige bouwcampagne vond plaats aan het begin van de 20ste eeuw met de oprichting van de universitaire instituten rond de Bijloke, het Botanisch Instituut en de technische laboratoria in de Petroolstraat. In de jaren 1930 volgde een derde bouwcampagne met onder meer de oprichting van het Academisch Ziekenhuis, de Boekentoren en het Technicum. De oprichting van het Technicum schrijft zich in in een algemene tendens in België en Nederland: tijdens het interbellum werden er ook aan andere hogescholen instituten opgericht voor technisch onderzoek. Zoals blijkt uit de plaatsbezoeken die georganiseerd werden naar aanleiding van de opmaak van het masterplan waren recent bijvoorbeeld gelijkaardige onderzoeksgebouwen gerealiseerd aan de universiteiten van Luik en Brussel. De constructie van het nieuwe complex in Luik stond bovendien model voor het Technicum: in het gebouw voor de ingenieursschool werd gebruik gemaakt van een gelaste staalstructuur. Gustave Magnel riep de expertise van zijn Luikse collega Ferdinand Campus in om zijn twijfels over deze nieuwe constructietechniek weg te nemen. Hoewel het Technicum dus niet het eerste gebouw met een volledig gelaste staalstructuur ter wereld en zelfs niet in België is, kwam de structuur van Blokken 2 en 4 uitgebreid aan bod in de vakliteratuur. De gefaseerde uitvoering van de verschillende blokken maakte het bovendien mogelijk om in te spelen op nieuwe inzichten verworven tijdens een voorgaande fase en de veranderende noden in het onderwijs. Uit het bouwdossier uit Blok 2 is in elk geval af te leiden dat de realisatie van de gelaste staalstructuur een participatief traject was tussen Magnel en de Société Métallurgique d’Enghien-Saint-Eloi. Het vrij plan dat ontstond door gebruik te maken van een portiekstructuur in staal, creëerde de mogelijkheid om de indeling van de laboratoria in te vullen volgens de evolutie van de verschillende onderzoeksafdelingen en in de onderzoeken zelf.
Door de inplanting tussen de Sint-Pietersnieuwstraat en de Muinkschelde heeft het Technicum twee gezichten: vanaf de Sint-Pietersnieuwstraat zijn enkel de Blokken 1 en 2 zichtbaar, terwijl vanaf de Muinkkaai de blik vooral geleid wordt naar Blok 4, die bijna 100 meter lang is. Blok 4 werd uitgevoerd als de vierde schijf van de technische laboratoria tussen 1937 en 1943 en huisvestte de afdelingen Machinebouw, Werktuigkunde, Brandstoffen, Textiel en Vliegtuig- en Autobouw. Kenmerkend voor dit gebouw is de combinatie van een industriële hal met een kantoorvleugel, die ruimtelijk in de hal geschoven lijkt. Het interieur van de kantoorvleugel vertoont, overeenkomstig de historische foto’s, sterke gelijkenissen met het interieur van de eerder opgerichte blokken met het vernist dennenhouten binnenschrijnwerk, de in geometrische patronen geplaatste vloertegels, en de grote hoeveelheid daglicht waarin de ruimtes baden door de grote stalen raampartijen. Ondanks de sterke gelijkenissen tussen de verschillende blokken, is het wel steeds mogelijk om historische foto’s te lokaliseren door de verscheidenheid in de patronen van de vloeren, de structuur van het gebouw en de verhoudingen van de raamopeningen. Deze lijn kan doorgetrokken worden in de vormgeving van het exterieur van de Blokken 1, 2, 4, 3 (Thermische Centrale) en het voormalige Verbindingsgebouw: het parement van deze gebouwen is uitgevoerd met een bruine Kempische steen voor de sokkel en een gele steen voor de verdiepingen met een diepliggende, schuin ingesneden schaduwvoeg. De gevels zijn voornamelijk voorzien van stalen buitenschrijnwerk. Door deze gelijkaardige en tegelijk verschillende vormgeving tussen de gebouwen slaagde Cloquet erin om een ensemble te creëren waarin elk gebouw toch zijn eigenheid heeft. Zowel het exterieur als het interieur van deze gebouwen sluiten aan bij de Nieuwe Zakelijkheid van de jaren 1930.
De industriële hal wordt gekenmerkt door noordgerichte sheddaken en een vrij grondplan, dat verschillende opstellingen van machines mogelijk maakt. Het dynamische aspect van het onderzoek dat hier tot vandaag plaatsvindt, is af te lezen in de vloerafwerking: de vloer van de inkomhal bestaat uit een patchwork aan tegels en betonnen sokkels, die wijzen op het regelmatig verplaatsen en vernieuwen van de proefstanden. Hier en daar zijn nog enkele remstanden aanwezig die dateren van voor de jaren 1950, maar deze zijn doorheen de jaren aangepast, onder meer bij de overschakeling van mechanische naar elektronische meetapparatuur. Enkele gedemonteerde toestellen zijn gestockeerd op de eerste verdieping van de Aerodynamicatoren en in de kelder, waar vroeger zich vroeger de werkplaatsen van het Machinelaboratorium bevonden. Het betreft onder meer de kleine stoomturbine afkomstig uit de Thermische Centrale en een experimentele stoomturbine van de firma Bellis & Morcom. Door de overschakeling van een stoomverwarming op kolen naar eerst een warmwaterverwarming op gas en later op restwarmte van de elektriciteitscentrale konden deze stoomturbines niet langer gebruikt worden. De snelle vooruitgang in technologische ontwikkelingen is vooral voelbaar in de Aerodynamicatoren, die vanaf 1938 opgericht werd in de zuidwestelijke hoek tussen Blok 4 en Blok 5, maar nooit in gebruik genomen is voor aerodynamisch onderzoek omdat dit type studies na de Tweede Wereldoorlog al achterhaald bleek. De toren werd uiteindelijk ingericht voor laboratoriumonderzoek, maar staat al sinds de jaren 1970 leeg.
Doordat Blok 4 geen uitbreidingsmogelijkheden had op de site, aangezien de kade vrij moest blijven en het gebouw aan de andere drie zijden ingesloten is, is het volume van Blok 4 ongewijzigd gebleven. De buitenschil van Blok 4 en van de Aerodynamicatoren zijn, op het dak van de kantoorvleugel en enkele ramen en deuren na, nagenoeg onveranderd, waardoor het ontwerp van Jean Norbert Cloquet nog zuiver afleesbaar is. Ondanks enkele interne verhuisbewegingen en verbouwingen zijn nog heel wat oorspronkelijke interieurelementen aanwezig. Door het toevoegen van enkele binnenwanden in de kantoorvleugel en in het voormalig Textiellaboratorium is de ruimtelijke en planmatige leesbaarheid van het gebouw wel verstoord: in de kantoorvleugel zijn zo lange gangen gecreëerd, terwijl het ontwerp van Cloquet net de verdienste had om die lange gangen te doorbreken met kleinere laboratoria en bibliotheken.
Tot slot dient opgemerkt te worden dat, niettegenstaande het uitgebreid literatuur- en archiefonderzoek, er nog wel wat hiaten zijn in de geschiedenis van het verhaal door het ontbreken van de originele bouwdossiers en de weinige bronnen over het gebruik van de gebouwen in de jaren 1940. Bijkomende studies zouden een aantal hypotheses kunnen bevestigen of verwerpen en lacunes kunnen invullen. De resultaten van de materiaaltechnische vooronderzoeken zouden zo’n aanvulling kunnen zijn. Een andere waardevolle aanvulling is een grondige studie van het oeuvre van Jean Norbert Cloquet, die als architect wellicht steeds in de schaduw van zijn vader gestaan heeft, maar wel een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan het universitair patrimonium tijdens het interbellum. Ook het industrieel archeologisch erfgoed verdient een onderzoek op zich.
Waardenstelling
Het Technicum is een goed bewaard voorbeeld van een grootschalig laboratoriumcomplex in het interbellum en is architecturaal zeer waardevol omdat het een vroege toepassing is van een volledig gelaste staalstructuur. Om de erfgoedwaardes van het complex, van de gebouwen en van de verschillende gebouwdelen te evalueren werd per onderdeel een fiche opgemaakt, waarop foto’s van de huidige toestand, een historische situering en een korte beschrijving zijn samengebracht. Blok 4 en de Aerodynamicatoren werden opgericht tussen 1937 en 1941 en hebben een hoge monumentwaarde.
ZELDZAAMHEID
Goed bewaard voorbeeld van hoe een industriële hal en een kantoorgebouw architecturaal verenigd worden.
HERKENBAARHEID
Het bijna 100 meter lange volume van Blok 4 is sterk aanwezig aan de Muinkschelde. De langgerekte horizontaliteit en sterke repetitiviteit van het gebouw staan in contrast met de andere blokken op de site. Tegelijkertijd vindt het gebouw met zijn materialiteit en vormgeving aansluiting bij de andere blokken die gericht zijn op de Schelde en vormt hiermee een architecturaal eenheid.
GAAFHEID
Op het dak van de kantoorvleugel en enkele ramen na zijn er weinig aanpassingen geweest aan de buitenschil, waardoor het gebouw goed bewaard is en nog een groot aantal oorspronkelijke elementen bevat.
ARCHITECTURALE WAARDE
Als voorbeeld van grootschalige laboratorium- en bedrijfsarchitectuur, waarvan de architecturale en structurele uitwerking in lijn ligt met de esthetische, pedagogische en technologische inzichten uit de jaren 1930.
HISTORISCHE WAARDE
Blok 4 toont de ontwikkelingen binnen de sectie werktuigkundig ingenieur, die aanvankelijk via een bijkomend jaar zich kon specialiseren in vliegtuig- en autobouw. De evolutie van de ingenomen ruimte in het gebouw symboliseert de vooruitgang en veranderingen in de technologische ontwikkelingen en in de industrie.
INDUSTRIEEL-ARCHEOLOGISCHE WAARDE
Als vroeg voorbeeld van een volledig gelaste staalstructuur. Als gebouw waarin zich een aantal proefinstallaties bevinden.